Commissie van Beroep Kifid erkent blunder

Deze week zijn drie Kifid-uitspraken in hoger beroep  gepubliceerd, alle woekerprofi-zaken. Op 8 uitspraken wordt nog gewacht.

Zie het persbericht van Kifid en de media-aandacht die dat heeft gekregen. De links naar de betreffende uitspraken staan hier:
2017-0352017-0362017-037.

Deze uitspraken waren voor woekerprofi aanleiding de volgende open brief naar de Voorzitter van de Commissie van Beroep te sturen:

Geachte Prof. Salomons,

Het siert uw Commissie dat zij erkent in een eerdere uitspraak een blunder te hebben gemaakt en daar nu op terug te komen.

Ik verwijs hiervoor naar overweging 4.30 in uitspraak 2017-035:

“Uit hoofdstuk III, artikel 02, van de CRR 1998 – waarmee mede invulling wordt gegeven aan de verplichting voor Verzekeraar uit artikel 2, tweede lid, onder q Riav 1998 om Belanghebbenden in kennis te stellen van de invloed van kosten en inhoudingen ten laste van de verzekeringnemer op het rendement en de uitkering verbonden aan de overeenkomst – vloeit voort dat in de Offerte melding had moeten worden gemaakt van het percentage van de (beheer)kosten dat in mindering is gebracht op het gemiddeld historisch fondsrendement. Aan deze verplichting is in de Offerte niet voldaan. Zoals hiervoor onder 4.13 is overwogen, moesten offertes vanaf 1 oktober 1998 voldoen aan de CRR 1998. In zoverre moet derhalve worden teruggekomen van de overweging in de door Aangeslotenen aangehaalde uitspraak van de Commissie van Beroep van 5 oktober 2015, nr. 2015-031, r.o. 2.6, dat er geen reden is om aan te nemen dat verzekeraars in de jaren 1997-2000 in het kader van het aanbieden van beleggingsverzekeringen informatie moesten verstrekken over de kosten die beleggingsfondsen in rekening brengen.”

Zoals u weet, heb ik al in november 2015 Kifid er op gewezen dat in uitspraak 2015-031 (en aanverwante uitspraken van de Geschillencommissie) sprake was van een blunder, omdat Kifid er bij die uitspraken ten onrechte van uitging dat fondsbeheer volgens de Wet Financieel Toezicht geen financiële dienst zou zijn. Kifid (zowel Geschillencommissie als Commissie van Beroep) had daarbij nota bene de verkeerde versie van die wet geraadpleegd. Artikel 1.1 van die wet zoals van toepassing tijdens de bedoelde uitspraken laat er geen twijfel over bestaan dat fondsbeheer als financiële dienst moet worden aangemerkt en dat derhalve ook over dit aspect van een beleggingsverzekering in de contractdocumenten duidelijkheid moet bestaan.

In ons gesprek op 17 november 2015 erkende Prof. Edgar du Perron de gemaakte fout onmiddellijk en zegde toe herhaling te zullen voorkomen. De rechtzetting van deze fout heeft dus nu zijn weg naar de uitspraak in hoger beroep gevonden.

Helaas mist Kifid op dit moment iemand van het kaliber van Prof. Du Perron node.

In het concrete geval leidt de uitspraak er toe dat 1,6% aan fondsbeheerskosten moet worden terugbetaald, vermeerderd met het gederfde rendement. En passant brengt de uitspraak daarmee de Wabeke-norm terug van 2,45% naar 0,85% (!)

Om de gedachten te bepalen: indien de huidige waarde van zo’n hypotheekgerelateerde polis 40.000 EUR is en de gemiddelde waarde tijdens de looptijd 20.000 EUR, dan komt de 1,6% teruggave uit op tussen de 6.000 – 8.000 EUR. Voor een aanbieder van 100.000 van die polissen een schade van tussen de 0,6 en 0,8 miljard EUR. Indien het van alle aanbieders van de 6 miljoen woekerpolissen zou gaan om 1 miljoen van die polissen toch een schadepost van ca. 6 tot 8 miljard EUR, alleen al vanwege deze niet overeengekomen, dus onverschuldigd betaalde fondsbeheerskosten. Geen klein bier!

Nu hebben niet alle fondsbeheerders 1,6% fondsbeheerskosten in rekening gebracht, maar het is een veilige aanname van over de hele linie gemiddeld 1,5% uit te gaan.

Nu er door deze uitspraak in hoger beroep helderheid is gekomen over het feit dat fondsbeheerskosten onderdeel uitmaken van de bedingen waarover wilsovereenstemming dient te bestaan, is het uiteraard nog niet doorslaggevend of er al dan niet “iets” over fondsbeheerskosten in de offerte is vermeld, maar wel of de contractuele bedingen duidelijk maken hoe hoog die kosten zijn, dan wel duidelijk wordt gemaakt hoe deze kosten worden berekend, op een zodanige wijze dat de Consument de economische gevolgen van de overeenkomst kan inschatten.

Tot zover het “zoet” van de uitspraken. Nu komt het “zuur”. Het blijkt dat uw Commissie wederom een blunder heeft begaan, nu over een ander onderwerp. Daarover echter in de tweede open brief die hierna nog zal volgen.

met verschuldigde hoogachting,

Martin van Rossum, ADR-expert

 

 

Senior ADR Expert (Alternative Dispute Resolution) M. van Rossum Management Consultant BV January 2012 – Present Rotterdam Area, Netherlands Dispute resolution of complaints about financial products or services. Legal support in disputes between consumers and banks, insurers, intermediaries and other financial services. In particular dealing with life assurance agreements based on 'packaged' securities, in Dutch coined as "woekerpolissen".