Commissie van Beroep erkent fouten, maar blijft nieuwe Waerdye-fouten maken

Op 7 april van dit jaar werden maar liefst 6 Waerdye-klachten van Woekerprofi tegelijk mondeling behandeld. Al op 20 mei volgden de zes nagenoeg identieke uitspraken, sneller dan ooit.

Aan het licht kwam dat de Geschillencommissie zich in 2 eerdere gevallen had “vergist” in het verjaringsverweer. De absolute verjaring van 20 jaar is niet gekoppeld aan de ingangsdatum van de polis (dan zou over polissen met een looptijd van 20 of 30 jaar nooit meer geklaagd kunnen worden aan het eind van de looptijd), maar aan de datum waarop nakoming van plichten kon worden opgeëist. Bij onrechtmatige inhouding van kosten is dan ook geen sprake van schadevergoeding, maar van “correctie van de eind- of afkoopwaarde”. KiFiD gaat die eerdere fouten van de Geschillencommissie echter niet herstellen, want die 2 onterecht als verjaard aangemerkte klachten waren niet toegelaten tot het beroep.

De poging van ASR om de wel toegelaten klachten alsnog verjaard te krijgen (dat was de Geschillencommissie volgens ASR “vergeten”) mislukte derhalve.

Ook stelt de Commissie zonder blikken of blozen vast dat de “compensatievergoeding” vanwege het unit-linked karakter van de beleggingsverzekering (=beleggingsverzekering met een vaste – in dit geval geheim gehouden – risicopremie) geen vergoeding voor de hoge risicopremie bevatte (immers geen “hefboomeffect”), ondanks dat de Commissie in eerdere uitspraken (CB-2021-0036 bijvoorbeeld) keihard het tegendeel beweerde en de verzekeraar tot op de dag van vandaag volhoudt dat de compensatievergoeding ook een compensatie voor de te hoge risicopremie bevatte. Maar ja, liegen leidt op zichzelf nog niet tot schade.

Maar de belangrijkste rechtsvraag in alle dossiers had en heeft betrekking op de in Waerdye verstopte risicopremie en het door Consument als “disproportioneel” aangemerkte beleggingseffect daarvan.

De crux is dat in de Waerdye-systematiek een zogeheten “doorsneerisicopremie” wordt ingehouden, die voor de verzekeringnemer geheim wordt gehouden en ook nergens uit valt af te leiden, noch uit de polis, noch uit de polisvoorwaarden, noch uit de sindsdien door de verzekeraar jaarlijks verstrekte polisinformatie.

De Commissie erkende het in zaak CB-2017-043 verkeerd gezien te hebben door de voor een jongeling te berekenen actuariële jaarpremie aan te zien voor de doorsneemaandpremie. Maar die fout kan niet leiden tot een ander oordeel over de klacht. Ook erkent de Commissie dat de De Ruitermodellen helemaal niet voorschreven dat de actuariële risicopremie (vanaf 2007) werd vermeld en dat het verstandiger van ASR was geweest gewoon de doorsneepremie te vermelden, want dat was de “werkelijke” premie die was ingehouden. Maar wederom: Consument heeft hierdoor geen schade geleden, zegt de Commissie, hoewel Consument het tegendeel had aangetoond.

De Commissie wil beweren dat de per ingangsdatum van de verzekering berekende doorsneepremie gelijk is aan het gemiddelde als af te leiden uit de actuarieel berekende premiesom. De Commissie blijft daarbij ontkennen dat er (geheime) kostenopslagen aan de doorsneepremie zijn toegevoegd, hoewel Consument meer dan aannemelijk heeft gemaakt dat daarvan sprake is geweest.

De Commissie erkent ook dat de Verzekeraar verplicht was de hoogte van de risicopremie te vermelden (sic!), maar uit dit verzuim volgt evenmin een grondslag voor schadevergoeding, aannemend dat de risicopremie niet disproportioneel is geweest.

De Commissie verstrikt zich dus in de ene cirkelredenering na de andere. Het is juist dat Consument de hoogte van de kostenopslagen niet hard kon bewijzen, want de doorsneepremie werd immers – tot op de dag van vandaag – geheimgehouden. Consument heeft de disproportionele uitwerking op de belegde waarde wel aannemelijk gemaakt, maar daarvan merkt de Commissie doodleuk op dat als Consument daardoor 30% minder kapitaal bij leven heeft kunnen opbouwen dat nog niet als disproportioneel is aan te merken. Lust u nog peultjes?

Waar het dus om draait is de weigering van de Commissie aan waarheidsvinding te doen. In een halfslachtige poging heeft de Commissie voor aanvang van de zitting nog aan ASR gevraagd de doorsneepremie in alle zes gevallen te vermelden en te vergelijken met de in rekening gebrachte actuariële risicopremie. Maar vervolgens liet de Commissie zich afschepen met de boodschap dat die informatie “niet is opgeslagen in de huidige IT-systemen van de verzekeraar” en van de verzekeraar niet kan worden verlangd die premies “handmatig” (door een actuaris) te laten reconstrueren.

Iedereen snapt het juridische trucje dat dan volgt: bij het opzettelijk verzwijgen van die informatie door ASR ligt de bewijslast van het disproportionele effect natuurlijk bij Consument. Het ligt voor de hand de rechtstatelijkheid van deze rechtsopvatting nog eens te laten toetsen. Bij KiFiD moet je er in ieder geval niet voor zijn.

Senior ADR Expert (Alternative Dispute Resolution) M. van Rossum Management Consultant BV January 2012 – Present Rotterdam Area, Netherlands Dispute resolution of complaints about financial products or services. Legal support in disputes between consumers and banks, insurers, intermediaries and other financial services. In particular dealing with life assurance agreements based on 'packaged' securities, in Dutch coined as "woekerpolissen".